24 oktober 2022
Mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied? Het zorgt vaak voor deining en debat. Niet alleen in vergunningsdossiers maar ook bij een verkoop. Recent zette de Vlaamse regering enkele stappen om de watergevoeligheid van percelen op een andere manier te stroomlijnen.
Met het decreet van 18 juli 2003 werd in Vlaanderen een watertoets, en een informatieplicht daarover, ingevoerd.
Via het instrument van de watertoets, dat nader wordt geregeld in het zgn. Watertoetsbesluit, beoordeelt een overheid de impact van, bijvoorbeeld, een vergunningsaanvraag of ruimtelijk uitvoeringsplan, op het watersysteem en hoe significant schadelijke effecten daaraan kunnen voorkomen, beperkt of gecompenseerd worden. Soms moet die overheid hiervoor ook een advies vragen aan de waterbeheerder.
Het resultaat van deze beoordeling vormt dan een onderdeel (de waterparagraaf) van de beslissing of goedkeuring.
Maar dat is niet alles. De informatie over de overstromingsgevoeligheid wordt als informatieverplichting ook opgenomen in publiciteit tot verkoop van een onroerend goed, en nadien in de verkoopakten zelf.
Zowel de watertoets als de informatieverplichting baseert zich momenteel op dezelfde kaart van het Vlaamse gewest met daarop 'mogelijk' en 'effectief' overstromingsgevoelig gebied. Vandaag zouden er op die kaarten ongeveer 200 duizend hectare als mogelijk en 75 duizend hectare als effectief overstromingsgevoelig gebied aangeduid zijn. Voor elk perceel dat volledig of deels binnen de contouren van deze beide aanduidingen vallen, moet een advies aan de waterbeheerder worden gevraagd. Dat gaat om ongeveer 1 miljoen percelen in Vlaanderen.
Recent, op 30 september 2022, keurde Vlaamse regering nu een aantal ingrijpende wijzigingen goed met betrekking tot zowel die watertoets zelf, als de informatieverplichtingen die met overstromingsgevoelig gebied gepaard gaan.
Overstromingskaarten.
De watertoetskaart vandaag is vandaag samengesteld op basis van verschillende informatiebronnen. Daardoor is het niet altijd in één oogopslag duidelijk waarom een bepaalde locatie al dan niet is ingetekend. In de toekomst wil de overheid dat wel duidelijk maken. Daarvoor worden de drie verschillende overstromingsbronnen (fluviaal - vanuit waterlopen, pluviaal - vanuit intense neerslag, kust - vanuit de zee) elk apart op kaart weergegeven. De modellering van de zgn. pluviale overstromingskaart is nieuw.
Die drie kaarten zullen ook steeds gebaseerd zijn op de meest recente modelberekeningen, zodat de inkleuring van overstromingen op de kaarten aanzienlijk verfijnd wordt. Ze zullen dus dynamisch zijn.
Toch belangrijk te benadrukken dat deze kaarten louter als ondersteunend worden beschouwd, en nog geen beslissing inhouden over de al dan niet vergunbaarheid van een project, bijvoorbeeld.
Een overstromingsscore.
De kaart met de aanduiding van de 'mogelijk' en 'effectief' overstromingsgevoelige gebieden zal in de toekomst verdwijnen. In de plaats daarvan zal er een systeem komen met een overstromingsrapport, waarin dan een 'overstromingsscore (van A tot D) komt. Het rapport zal de overstromingsbron en -kans aanduiden, van zowel het perceel als een gebouw dat erop staat.
Bron: www.VMM.be
Een geoptimaliseerde watertoetsprocedure.
De al dan niet noodzaak van een adviesvraag aan de waterbeheerder kan foutief de indruk wekken dat een watertoets enkel nodig zou zijn als het gaat om overstromingsgevoelige percelen. Het opzet van de watertoets (en de kaart) was echter anders. Omgekeerd is het ook niet zo dat elk perceel waar advies moet gevraagd worden, overstromingsgevoelig zou zijn.
Een nieuwe advieskaart watertoets zou duidelijker moeten aangeven voor welke percelen aan welke instanties een advies moet worden gevraagd. Voor percelen die gevat zijn in de nieuwe advieskaart (categorieën C en D) zal bij vergunningsaanvragen een advies aan de waterbeheerder moeten gevraagd worden.
Een vrijstelling van vergunningsplicht voor afbraak en ontharding.
Er komen verschillende wijzigingen die het ontharden makkelijker moeten maken. Voor de volledige afbraak van vrijstaande gebouwen en constructies wordt de oppervlaktenorm van 100 m² voor het vrijstellen van vergunning voor afbraak opgetrokken tot de normen waarvoor een sloopopvolgingsplan verplicht is. Dat betekent dus dat het niet gaat om een afbraak van gebouwen waarvan het totale bouwvolume groter is dan 1000 kubieke meter voor alle niet-residentiële gebouwen, of groter dan 5000 kubieke meter voor alle in hoofdzaak residentiële gebouwen, met uitzondering van eengezinswoningen.